Met het overlijden van Wim Jansen verliest Feyenoord een bijzonder mens en iemand die zijn leven lang aan de club verbonden was. Jansen diende de club als (jeugd)speler, jeugd-, assistent- en hoofdtrainer, technisch directeur en adviseur van de trainers van Feyenoord Academy. In oktober vorig jaar werd in de biografie van Jansen bekendgemaakt dat de hij leed aan dementie.
Wim Jansen werd op 28 oktober 1946 geboren in de Bloklandstraat in Rotterdam. In dezelfde straat woonde Coen Moulijn, die zou uitgroeien tot het idool van Jansen. ‘Ik had twee hobby’s: mijn autoped en mijn bal,’ vertelde Jansen in zijn biografie. ‘Die autoped bracht me overal, want de wereld is nog klein op die leeftijd. En de bal week geen moment van mijn zijde.’
Vele uren voetbalde Jansen op straat, waar hij de basis legde voor zijn feilloze techniek. Voetbal was voor hem belangrijker dan eten. Als hij niet gemist kon worden tijdens een partijspel, liet zijn moeder een tros druiven aan een touwtje uit het raam zakken, zodat kleine Wim snel verder kon voetballen.
Als kind werd hij door zijn vader voor het eerst meegenomen naar De Kuip. Op de tribune begon de droom te leven om op een dag zelf voor Feyenoord te voetballen. Op 15 december 1956 was het zo ver: de toen 10-jarige Jansen werd lid van Feyenoord. Het talent groeide razendsnel door tot de zogenoemde betaalde jeugd, het hoogste elftal in de jeugdopleiding. Daar speelde Jansen samen met onder meer Jan Boskamp en Joop van Daele, met wie hij vrienden voor het leven werd. In 1965 – twee jaar nadat hij zijn eerste jeugdcontract had getekend – stroomde Jansen door naar het eerste elftal. Daar kwam hij samen te spelen met zijn idool Moulijn.
Jansen groeide uit tot een van de beste voetballers uit de clubhistorie van Feyenoord. Hij was de jongste speler van de ploeg die in 1970 als eerste Nederlandse club de Europacup wist te winnen. Datzelfde jaar veroverde Feyenoord de Wereldbeker. In de periode tot 1980 sleepte de middenvelder met de club ook de UEFA Cup, drie keer de landstitel en eenmaal de KNVB Beker binnen. In totaal speelde hij 476 officiële wedstrijden voor Feyenoord, waarin hij 39 doelpunten maakte. Al op 20-jarige leeftijd debuteerde Jansen in het Nederlands elftal, waarvoor hij in totaal 65 keer in actie zou komen. Zowel in 1974 als in 1978 speelde hij met Oranje de WK-finale.
Nadat Jansen was gestopt als voetballer, keerde hij in 1982 als jeugdtrainer terug op Varkenoord. In 1986 maakte hij voor de tweede keer in zijn carrière de overstap naar De Kuip, dit keer om aan de slag te gaan als assistent van zijn voormalige ploegmaat Rinus Israël, op dat moment hoofdtrainer van Feyenoord. Toen al was voor velen duidelijk dat Jansen zelf vroeg of laat aan het roer zou staan in De Kuip.
In 1990, na jaren bij achtereenvolgens KSC Lokeren en SVV (als technisch directeur), kreeg hij die kans, toen hem werd gevraagd of hij Feyenoord wilde helpen in een van de donkerste periodes uit de clubhistorie. Jansen stemde toe, wat het startschot was voor een nieuwe bloeiperiode van Feyenoord. Symbolisch voor de renovatie die onder zijn leiding na zeven magere jaren werd ingezet, was de 0-1 overwinning op PSV in de halve finale van het KNVB Bekertoernooi van 1990-1991. Twee maanden later was Feyenoord in de bekerfinale te sterk voor FC Den Bosch en werd de eerste hoofdprijs sinds 1984 gepakt.
Het bleek de opmaat voor meer sportief succes waar Jansen eerst als trainer en vervolgens als technisch directeur een groot aandeel in had. Feyenoord won de KNVB Beker ook in 1992 en 1994, terwijl de wederopstanding van de club in het tussenliggende jaar zelfs leidde tot het winnen van de landstitel.
Voor Jansen was de wederopstanding een van zijn mooiste prestaties als trainer, samen met de dubbel die hij in 1998 won met Celtic. Hij werkte verder in Saudi-Arabië (als assistent) en in twee periodes in Japan (bij Sanfrecce Hiroshima en als assistent bij Urawa Red Diamonds), voordat hij in 2005 terugkeerde bij Feyenoord in de functie van technisch directeur. In seizoen 2008-2009 maakte Jansen kortstondig zijn rentree op het trainingsveld, als assistent van Gertjan Verbeek. Na het ontslag van de hoofdtrainer verklaarde Jansen zich solidair.
In 2011 begon hij aan zijn laatste officiële rol bij Feyenoord, als adviseur van de jeugdtrainers op Varkenoord. ‘Ik zie mijn rol zo: ik help iedereen, maar altijd op initiatief van de ander’, vertelde hij daarover in Feyenoord Magazine. ‘Als die ander het niet wil, moet ik dan het initiatief nemen om mijn hulp aan te bieden? Een voetballer die goed wil worden, moet het ook zelf doen. Als je die drive niet hebt, kom je er niet. Als ik naar mezelf kijk: ik heb altijd willen leren, of het nou van Coentje of de oude Kraay was. Zonder dat hij het zelf wist heeft Coentje mij heel veel lessen geleerd, alleen maar doordat ik dingen van hem kon afkijken. Dan bedoel ik zijn uitgangspositie, hoe hij de bal wilde hebben en waar: dat was top. Wat Coentje deed, kunnen niet veel spelers op dit moment. De dingen die ik van hem heb overgenomen, had geen trainer me kunnen leren. Hoe meer je van dat soort dingen opneemt, hoe meer die in je brein vast gaan zitten.’
Als adviseur was Jansen tot aan de uitbraak van corona zeer regelmatig op Varkenoord te vinden. De jeugdtrainers konden er profiteren van zijn jarenlange ervaring en de uitgebreide voetbalvisie die hij had ontwikkeld. Al in de laatste jaren van zijn carrière als speler begon Jansen notities te maken over spelsituaties, spelpatronen en trainingsvormen. Door de jaren heen bouwde hij zo een omvangrijk archief op met daarin duizenden stellingen en observaties, gerangschikt in zwarte ordners. Jansen leefde volgens zijn eigen motto: een dag niets geleerd is een verloren dag.
Wim Jansen was op die manier ook op latere leeftijd nog van grote waarde voor de club waarmee hij zijn leven lang verbonden is geweest. ‘Ik ben een paar keer bij Feyenoord weggegaan, maar altijd weer teruggekomen,’ vertelde hij in zijn biografie. ‘Je zou het een bloedband kunnen noemen. Dat gaat nooit meer weg. […] Voor mij voelt het alsof ik bij Feyenoord geboren ben.’